Narrow your search
Listing 1 - 10 of 108 << page
of 11
>>
Sort by

Book
Inorganic chemistry.
Authors: --- ---
ISBN: 3540060804 3540380671 9783540060802 Year: 1973 Volume: 35 35 Publisher: Berlin Springer

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Cours de chimie minérale
Authors: ---
ISBN: 2100020676 9782100020676 Year: 1994 Publisher: Paris: Dunod,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Structural and comparative inorganic chemistry
Authors: ---
ISBN: 0435656449 9780435656447 Year: 1976 Publisher: London Heinemann

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Inorganic Chemistry.
Authors: --- --- ---
ISBN: 9780199641826 019964182X Year: 2014 Publisher: Oxford Oxford University Press

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Algemene en anorganische chemie
Author:
ISBN: 9010105318 Year: 1975 Publisher: Amsterdam Agon

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
An experimental study on the preparation of gold nanoparticles and their properties
Authors: ---
ISBN: 9086490077 Year: 2006 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het onderzoek over de bereiding en de karakterisering van goudcolloiden behoort tot het domein van de nanomaterialen. Hiermee wordt bedoeld dat de afmetingen van deze materialen liggen tussen 1 en 1000 nm. De elektrische, optische en magnetische eigenschappen van nanomaterialen kunnen immers sterk verschillen van deze in het bulk materiaal. De specifieke rode kleur van een goudsol is afkomstig van de zogenaamde plasmon resonantie. Plasmon resonanties ontstaan wanneer de golflengte van het licht groter is dan de afmeting van het nanodeeltje zelf. Hierdoor kunnen de elektronen van het nanodeeltje collectief gaan oscilleren bij een welbepaalde golflengte. Bovendien zijn de eigenschappen van de nanomaterialen sterk gerelateerd aan de vorm die ze aannemen. Zo vertonen sferische gouden nanodeeltjes een specifieke plasmonband in het elektronisch absorptiespectrum en vertonen gouden nanodraadjes twee plasmonbanden. Deze typische eigenschappen van goudcolloiden zijn uitermate interessant in de ontwikkeling van nanosensoren. Het fundamenteel onderzoek dat werd uitgevoerd handelt over verschillende synthesetechnieken om goudcolloiden te bereiden en te karakteriseren. Daarom werden eerst enkele standaard technieken om sferische gouden nanodeeltjes te synthetiseren bestudeerd. Hierbij werd er een onderscheid gemaakt tussen de citraatreductiemethode en de Brust methode. Bij de citraatreductiemethode worden de goudcolloiden in waterige oplossingen kinetisch gestabiliseerd door de aanwezige negatieve citraationen nog aanwezig in de oplossing. De Brust methode geeft ons de mogelijkheid om goudcolloiden te stabiliseren in organische solventen met behulp van chirale thiolen waardoor er chiraliteit kan worden geïntroduceerd op het oppervlak van de gouden nanodeeltjes. Er werden eveneens synthesetechnieken bestudeerd om gouden nanodeeltjes met verschillende vormen te fabriceren. Een volledige studie over de bereiding van gouden nanodraadjes in waterige oplossingen van een kationisch surfactant toont aan dat door een verhoging van de surfactant concentratie in water de gemiddelde lengte kan toenemen van 100 nm tot meer dan 1000 nm. Dit opent perspectieven voor een synthese op grote schaal. Bovendien hebben we silica nanodeeltjes bereid die volledig omgeven zijn door een schil van goud. De plasmon resonantie van deze goudschillen kan geregeld worden over een groot gebied van het elektronisch absorptiespectrum. Deze deeltjes zijn daarom potentiële kandidaten voor vele optische toepassingen. Er bestaan eveneens fysicochemische technieken om metaalcolloiden te bereiden. Metaalcolloiden kunnen respectievelijk worden gevormd door laserablatie van een bulk materiaal in eender welke oplossing en door de reductie van een goudzout gebruik makend van ultrasoon geluid (sonicatie). Met behulp van een kationisch surfactant in chloroform was het mogelijk om met beide technieken het bulk goud te oxideren ter vorming van goudcomplexen. In het geval van laserablatie kon de hypothese worden vooropgesteld dat in de eerste fase van het ablatieproces bulk goud ioniseert alvorens het zal reduceren ter vorming van goudcolloiden. In het geval van het ultrasoon geluid verlaagt een nucleofiel de reductiepotentiaal van het goud en wordt het vervolgens geoxideerd door zuurstof uit de lucht. In beide gevallen werd er enkel na toevoeging van een reductans colloidaal goud gevormd. The preparation of nanometer-scale metal particles in solution is a major subject in the field of nanochemistry because of their unusual optical properties and their possible applications in catalysis. The properties coming from gold nanoparticles are very different from the corresponding bulk material. Moreover, the size and shape greatly influences their properties. For example, spherical gold nanoparticles exhibit a single plasmon resonance in the visible region of the spectrum, while rodlike particles exhibit a longitudinal and transversal plasmon resonance. Standard techniques to prepare nearly spherical gold colloids were studied, whereby a gold complex is reduced in the presence of a suitable stabilizer. The only possibility to induce chirality is at the level of the stabilizer. Hence, when using chiral stabilizers, this chirality can be found at the surface of the metal nanoparticles which was confirmed with circular dichroism. Gold nanorods were formed using a wet chemical seed-mediated growth technique in aqueous solutions of cetyltrimethylammonium bromide (CTAB). We were able to prepare gold nanorods with high aspect ratios (>20) and average lengths of more than 1000 nm. We showed that the length and aspect ratios of the nanorods can be manipulated by varying the CTAB concentration. The procedure to prepare gold nanoshells depends on coating dielectric cores of silica nanoparticles with a gold layer. The plasmon resonance is now tunable over a wide range of the ultraviolet and visible region. Hence, gold nanoparticles of different shapes are valuable potential candidates for many future optical applications. Physicochemical techniques to fabricate gold nanoparticles are respectively laserablation of bulk gold in solution and ultrasonic irradiation of a gold salt in aqueous solutions of aliphatic alcohols. In chloroform solutions of cetyltrimethylammonium bromide (CTAB, a cationic surfactant), we were able to oxidize bulk gold. In the case of laserablation, we were able to oxidize the gold even in the absence of oxidizing agents such as oxygen. Hence, we showed that a first step in gold colloid formation by laserablation is ionization of gold. The formation of gold colloids occurred only after addition of a suitable reducing agent. The mechanism we proposed suggested the formation of any gold(III) and gold(I) complex, as long as the ablation process is performed in the presence of the right amount of ligands. However, it must be realized that the formation of ionic compounds through laser ablation depends on the nature of the solvent. Any solvent with strong reducing properties does not lead to the formation of gold complexes. Ultrasonic irradiation of aqueous solutions of a gold salt and an aliphatic alcohol leads to the formation of polydisperse gold colloids. In chloroform solutions of CTAB however, we were able to effectively oxidize solid gold to Au(III). The bromide ion, which is provided by CTAB, acts as a nucleophile lowering the reduction potential of gold, and oxygen from the air subsequently oxidizes the gold. Only after the addition of a suitable reducing agent gold colloids are formed. De eigenschappen van gouden nanodeeltjes (goudcolloiden) verschillen erg van de eigenschappen van deze in het bulk materiaal (bijvoorbeeld een gouden ring). Goudcolloiden in een oplossing vertonen mooie rode kleuren en zilvercolloiden vertonen een gele kleur in oplossing. De specifieke rode kleur van goudcolloiden werd reeds eeuwen geleden gebruikt in glaswerk. Om die reden bestaan er al heel lang chemische methoden om colloiden van de edelmetalen te bereiden. Deze methoden zijn gebaseerd op het reduceren van metaalzouten in de aanwezigheid van stabilisatoren. Goudcolloiden worden vandaag gezien als uitstekende materialen voor nanotechnologische toepassingen. In dit onderzoek hebben we ons toegelegd op de studie van de ontwikkeling van sferische gouden nanodeeltjes in waterige en niet-waterige oplossingen. Bovendien hebben we gouden nanoringen en gouden nanodraadjes gesynthetiseerd gebruik makend van enkele nat-chemische technieken. Deze specifieke vormen van goudcolloiden verschillen bovendien in optische eigenschappen en zijn daarom potentiële kandidaten voor toekomstige optische doeleinden. De deeltjes die gesynthetiseerd zijn in het laboratorium werden telkens volledig gekarakteriseerd, gebruik makend van een Scanning Elektronen Microscoop (SEM) en absorptie spectroscopie. We zijn bovendien in staat gebleken om puur goud in chloroform oplossingen van een surfactant te oxideren met behulp van twee fysicochemische technieken. Een eerste techniek is het pure goud te bestralen met laserlicht in chloroform oplossingen van een surfactant. De tweede techniek maakt gebruik van ultrasoon geluid. Door het goud op te lossen worden er steeds gouden metaalzouten gevormd en nadat hieraan een reductans wordt toegevoegd, worden er opnieuw goudcolloiden gevormd. The properties of gold nanoparticles are very different from the corresponding bulk material. For example, gold nanoparticles in solution expose beautiful red colors and silver nanoparticles in solution are yellow. These typical colors coming from gold and silver nanoparticles were already exploited many centuries ago in the fabrication of glass. Therefore, wet chemical methods to prepare colloids of the coinage metals have been known for a long time and they are based on the reduction of a suitable metal salt in the presence of stabilizers. Nowadays, gold nanoparticles have been proposed as future building blocks in nanotechnological applications. In our research we studied the fabrication of spherical gold nanoparticles in aqueous and non-aqueous solutions. Furthermore, we fabricated gold nanoshells and gold nanowires using wet-chemical techniques. The gold nanoparticles of different shapes are valuable potential candidates for many future optical applications. The particles synthesized in the laboratory were always fully characterized by scanning electron microscopy and absorption spectroscopy. We were also able to dissolve pure gold in chloroform solutions of a surfactant using physicochemical techniques which are the laserablation of a solid gold metal wire and ultrasonic irradiation of pure gold. By dissolving gold, gold metal salts are formed and hence, gold metal nanoparticles are formed after the addition of a suitable reducing agent.


Dissertation
Liquid-crystalline complexes of transition metals and rare earths with substituted 1,10-phenanthroline ligands
Authors: ---
ISBN: 9086490093 Year: 2006 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De ontdekking van de vloeibaar-kristallijne fase op het einde van de 19e eeuw heeft een enorme impact op het wetenschappelijk onderzoek gehad. Onderzoek naar vloeibare kristallen is één van de snelst groeiende onderzoeksgebieden geworden van waaruit voortdurend nieuwe toepassingen ontstaan. De laatste jaren is er veel interesse voor metaalhoudende vloeibare kristallen, de zogenaamde metallomesogenen, die de vloeibaar-kristallijne eigenschappen en de eigenschappen van transitiemetalen (magnetische en fotofysische eigenschappen, redoxactiviteit) combineren. Dit onderzoeksgebied heeft veel potentieel en de synthese van nieuwe liganden en complexen vormt een uitdaging voor iedereen die in dit gebied werkzaam is. In het kader van deze doctoraatsthesis werden vloeibaar-kristallijne metaalcomplexen van gesubstitueerde 1,10-fenantrolines gesynthetiseerd. Er zijn nauwelijks voorbeelden van vloeibaar-kristallijne verbindingen op basis van 1,10-fenantroline bekend. De reden waarom er zo weinig vloeibare kristallen van dit type onderzocht zijn, is zonder twijfel de relatief moeilijke synthetische toegankelijkheid van de precursorliganden. Er zijn immers slechts weinig gefunctionaliseerde fenantrolines commercieel beschikbaar. 1,10-Fenantroline is uitermate geschikt als basismolecule voor de vorming van mesofasen. Het is opgebouwd uit een vlak, uitgebreid geconjugeerd p-systeem en bezit een dipoolmoment. Dit is gunstig voor een goede stapeling van de moleculen in de mesofase door p-p en dipool-dipool interacties. 1,10-Fenantroline is ook één van de meest veelzijdige liganden in de coördinatiechemie en kan met een hele reeks metalen complexen vormen. Er werden drie verschillende strategieën gebruikt voor de synthese van metallomesogenen op basis van 1,10-fenantroline. In de eerste strategie werd 1,10-fenantroline gesubstitueerd in de 3- en 8-posities om zo een lange, staafvormige kern te verkrijgen, waaraan lange alifatische ketens werden gekoppeld. Via Sonogashira-koppelingsreacties werd een rigide en chemisch stabiele tetracatenar verbinding gesynthetiseerd. De moleculaire structuur werd bepaald door middel van X-stralendiffractie en de verbinding vormt een smectische C fase. Spijtig genoeg was het niet mogelijk om een voldoende grote hoeveelheid aan zuiver product te verkrijgen door het moeilijke zuiveringsproces en konden geen metaalcomplexen worden gesynthetiseerd. Tetracatenar mesogenen vertonen een uitzonderlijk mesofasegedrag aangezien eenzelfde verbinding nematische, smectische, kubische en kolomvormige mesofasen kan vormen voor een verschillende ketenlengte. Daarom is verder onderzoek aangewezen op de synthese van de andere ketenlengtehomologen en overeenkomstige metaalcomplexen. In de tweede strategie werden mesogene 4-cyanobifenylgroepen gekoppeld aan een gesubstitueerd imidazo[4,5-f]-1,10-fenantroline via een lange, flexibele spacer. Het imidazo[4,5-f]-1,10-fenantroline functioneert als de coördinerende groep. Drie verschillende liganden werden gesynthetiseerd met respectievelijk één, twee en drie mesogene groepen. Metaalcomplexen van rhenium(I), yttrium(III), lanthaan(III), neodymium(III), samarium(III), europium(III), erbium(III), en ytterbium(III) werden gesynthetiseerd. Voor de complexen van zeldzame aarden werd 2-thenoyltrifluoroacetonaat als coligand gebruikt. De rhenium(I)-complexen bevatten de bromotricarbonyl-rhenium(I)-eenheid. Al de verbindingen vormen enantiotrope mesofasen, uitgezonderd het rhenium(I)-complex van het ligand met één mesogene groep dat enkel een monotrope mesofase vormt. Afhankelijk van het aantal mesogene groepen, vormen de liganden en overeenkomstige rhenium(I)-complexen een nematische of een lamellair-kolomvormige mesofase. Alle lanthanide-complexen vormen een nematische mesofase. Hoewel een 4-cyanobifenylgroep werd gekozen als de mesogene groep en 1,10-fenantroline als de coördinerende groep kan het concept van ontkoppeling van de mesofase-inducerende groepen van de coördinerende groepen naar andere mesogene groepen en liganden uitgebreid worden. Het voordeel van deze benadering is dat nematische mesofasen worden gevormd door metallomesogenen met een hoog coördinatiegetal. Traditioneel worden metallomesogenen met een hoog coördinatiegetal verkregen door lange alkylketens te koppelen aan het metaalcentrum. Meestal worden dan kolomvormige mesofasen gevormd. De luminescentie-eigenschappen werden onderzocht voor de neodymium(III)-, samarium(III)-, europium(III)-, erbium(III)- en ytterbium(III)-complexen. De spectroscopische en fotofysische eigenschappen zijn vergelijkbaar met deze van de [Ln(tta)3(fen)]-complexen waarbij Ln = Nd, Sm, Eu, Er, Yb, tta = 2-thenoyltrifluoroacetonaat en fen = 1,10-fenantroline. Een interessant aspect van deze lanthanidecomplexen is hun goede oplosbaarheid in nematische vloeibaar-kristallijne solventen. Via een dopingprocedure kunnen zo luminescerende vloeibare kristallen worden verkregen. Verder onderzoek zou moeten gericht worden op 1,10-fenantrolines waaraan andere mesogene groepen gekoppeld worden. Voorbeelden van andere mesogene groepen zijn 4-alkoxybifenylgroepen en cholesterylgroepen. Ook metaalcomplexen met een andere metaal-ligand verhouding zijn interessant. Bijvoorbeeld nikkel(II)-complexen met een metaal-ligand verhouding 1:2 of een uranylcomplex met een metaal-ligand verhouding 1:3. Op deze manier wordt het aantal mesogene groepen per coördinerende groep verhoogd wat een invloed op het mesofasegedrag heeft. Ten slotte werden in de derde strategie 2-aryl-gesubstitueerde imidazo[4,5-f]-1,10-fenantrolines gebruikt als bouweenheid voor de synthese van metallomesogenen door alkoxyketens te koppelen in verschillende posities. Hun moleculaire vorm en ruimtevullende eigenschappen kunnen gecontroleerd worden door de keuze van een geschikt alkoxygesubstitueerd benzaldehyde voor de ligandsynthese. Metaalcomplexen van verschillende transitiemetalen, uranyl en zeldzame aarden werden gesynthetiseerd. Als transitiemetalen werden nikkel(II), palladium(II), platina(II), ruthenium(II) en rhenium(I) gebruikt. De liganden vormen geen stabiele mesofase. Zij vormen hoogstens een monotrope mesofase. Zeer opvallend is de invloed van solventmoleculen op het thermisch gedrag van de liganden. Zo vormt het ethanoladduct van het ligand met een hexadecyloxyketen in de 3- en 4-posities twee mesofasen, een hexagonale kolomvormige mesofase en een smectische mesofase. Mesomorfisme kan geïnduceerd worden in de liganden door coördinatie met een metaalcentrum. Het thermisch gedrag van de metaalcomplexen is eerst en vooral afhankelijk van de metaal-ligand verhouding maar ook van het substitutiepatroon en de ketenlengte. Over het algemeen zijn metaalcomplexen met een metaal-ligand verhouding 1:1 niet vloeibaar-kristallijn, met uitzondering van de palladium(II)- en platina(II)-complexen. Deze vormen (niet ondubbelzinnig-identificeerbare) enantiotrope mesofasen over een zeer uitgebreid temperatuursgebied. De nikkel(II)-complexen met een metaal-ligand verhouding 1:2 vormen enantiotrope mesofasen over een zeer uitgebreid temperatuursgebied voor de meeste ligandtypes. Het uranylcomplex met een metaal-ligand verhouding 1:3 heeft een propellervormige moleculaire structuur en vormt een hexagonale kolomvormige mesofase. Het uranyl-ion brengt als templaat de liganden in de correcte positie zodat propellervormige eenheden kunnen stapelen in kolommen. Deze metallomesogenen stapelen op een apolaire manier in de mesofase. Verder onderzoek zou gericht moeten worden op de bepaling van de moleculaire structuur van de nikkel(II)-complexen. Ook de synthese van gesubstitueerde pyrazino[2,3-f]-1,10-fenantrolines (en overeenkomstige metaalcomplexen) is interessant omdat hun structuur analoog is aan deze van de imidazo[4,5-f]-1,10-fenantrolines beschreven in deze thesis. Om te besluiten werd een nieuwe methode ontwikkeld voor het ontwerpen van metaalhoudende vloeibare kristallen met een complexe geometrie. Dit werk leidt tot een beter inzicht in de relatie tussen moleculaire vorm en de mesofasestructuur in supramoleculaire coördinatieverbindingen. Starting from the facts that 1,10-phenanthroline is a frequently used ligand in coordination chemistry and that it is able to form stable complexes with a wide variety of d-block and f-block metals, we have selected 1,10-phenanthroline as a building block for the synthesis of a new class of metal-containing liquid crystals. The aim of this work was to design luminescent liquid crystals and liquid crystals with an unusual geometry. Although different substitution patterns are possible for 1,10-phenanthroline, 3,8-disubstituted 1,10-phenanthrolines were selected as the first target molecules (this work was performed in collaboration with Prof. Duncan W. Bruce, who carried out pioneering research on liquid-crystalline phenanthrolines). This substitution pattern is a logical choice if one wants to obtain compounds with an extended rodlike aromatic core and thus with the necessary anisotropic shape for the formation of mesophases. For the synthesis, 3,8-dibromo-1,10-phenanthroline was used as the starting product, which can be functionalized by Sonogashira coupling reactions. The advantage of this approach is that the aromatic rings, which build up the rigid part of the mesogenic molecule, are linked to one another by an acetylene linking group. It is known from the literature that acetylene linking groups are in general much more stable than for instance ester groups. The dibromation of 1,10-phenanthroline in the 3- and 8-positions turned out to be a difficult task because different brominated species were obtained. The side products include not only the monobrominated 3-bromo-1,10-phenanthroline, but also other isomers of the dibrominated product and polybrominated species. Even small quantities of impurities of these side products cause serious problems for the purification of the final product after Sonogashira coupling reactions. Due to the tedious purification of the mesomorphic 1,10-phenanthroline derivatives, we were able to synthesize only one 1,10-phenanthroline derivative, i.e. a tetracatenar compound with four terminal alkoxy chains. The structure of this ligand was determined by single-crystal X-ray diffraction and examination of the thermal behavior indicated that the ligand exhibits a smectic C phase. Unfortunately, the ligand could not be obtained in sufficient quantities to allow the synthesis of metal complexes. Facing the problems with the 3,8-disubstituted 1,10-phenanthrolines, another type of functionalized 1,10-phenanthrolines was considered, i.e. 1,10-phenanthrolines mono-functionalized in the 5-position or difunctionalized in the 5- and 6-positions. In a search for the most suitable precursor, we first worked with 5-amino-1,10-phenanthroline, but it turned out that the 1,10-phenanthroline-5,6-dione is a more useful starting product. 1,10-Phenanthroline-5,6-dione is easily accessible in high purity by oxidation of 1,10-phenanthroline and the product itself is much more stable than 5-amino-1,10-phenanthroline. By reaction between 1,10-phenanthroline-5,6-dione and a benzaldehyde in the presence of ammonium acetate and acetic acid, a 2-phenyl-imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthroline can be obtained. This is a versatile approach because the imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthroline can be modified by replacing the benzaldehyde by a substituted benzaldehyde. Another route to modify the ligand is the alkylation of one of the nitrogen atoms of the imidazole ring. In first instance, we decided to promote mesomorphism in the imidazo-[4,5‑f]-1,10-phenanthrolines by coupling mesogenic 4‑cyanobiphenyl groups via a long, flexible alkyl spacer to a substituted imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthroline, which acts as the coordinating group. Three different ligands were designed, bearing one, two, and three mesogenic groups, respectively. Complexes of rhenium(I), yttrium(III), lanthanum(III), neodymium(III), samarium(III), europium(III), erbium(III), and ytterbium(III) were synthesized. In the case of the rare-earth complexes, 2-thenoyltrifluoroacetonate was used as the coligand. The rhenium(I) complexes contain the bromotricarbonylrhenium(I) moiety. All the compounds exhibit enantiotropic mesophases, except the rhenium(I) complex of the ligand bearing only one mesogenic group, which forms only a monotropic mesophase. The ligands and corresponding rhenium(I) complexes show a nematic or a lamello-columnar phase, depending on the number of attached mesogenic groups. All the rare-earth complexes systematically exhibit a nematic mesophase. The luminescence properties of the neodymium(III), samarium(III), europium(III), erbium(III), and ytterbium(III) complexes were examined. The spectroscopic and photophysical properties of these complexes are comparable with those of the [Ln(tta)3(phen)] complexes, where Ln = Nd, Sm, Eu, Er, Yb, tta = 2-thenoyltrifluoroacetonate, and phen = 1,10-phenanthroline. However, an interesting feature of these rare-earth complexes is their good solubility in nematic liquid-crystal solvents, so that by a doping procedure luminescent liquid crystals can be obtained. These could be of interest as active components in emissive liquid crystal displays. Although a 4-cyanobiphenyl group was chosen as the mesogenic promoter and a 1,10-phenanthroline derivative as the coordinating group, the concept of decoupling of the mesophase-inducing groups and the coordination groups can be extended to other mesogenic groups and ligands. The advantage of this approach is that high coordination number metallomesogens showing a nematic mesophase can be obtained. Traditionally, to obtain high coordination number metallomesogens, a large number of long alkyl chains are attached to the central metal core, which usually leads to (viscous) columnar mesophases. There are however some problems associated with this new approach. The most serious problem is that such compounds with complex molecular architectures cannot be easily aligned by external electric or magnetic fields, even not when they exhibit a nematic phase. The linker avoids that phase separation occurs but the mesogenic groups and the coordination group act rather independently. Finally, in the third strategy, 2-aryl-substituted imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthrolines were used as building blocks for the synthesis of metal-containing liquid crystals by attaching alkoxy chains in different positions of the phenyl ring. Their molecular shape and space filling requirements can be tuned by the choice of an appropriate alkoxy-substituted benzaldehyde for the ligand synthesis. Metal complexes were made with different d-block transition metals, including nickel(II), palladium(II), platinum(II), ruthenium(II), and rhenium(I), as well as with lanthanides and uranyl. The ligands do not form a stable mesophase; they show at best a monotropic mesophase. The most striking feature is the influence of solvent molecules on the thermal behavior of the ligands, as the ethanol adduct of the ligand with hexadecyloxy chains in the 3- and 4-positions shows two mesophases, a transient hexagonal columnar phase and a smectic phase. Mesomorphism can be induced in the ligands by coordination to a metal center. The thermal behavior of the metal complexes depends on the metal-to-ligand ratio, but also on the substitution pattern and on the alkyl chain length. Although the palladium(II) and platinum(II) complexes exhibit enantiotropic (unidentified) mesophases with an extended temperature range, complexes with a metal-to-ligand ratio of 1:1 are in general not liquid-crystalline or they exhibit only a monotropic mesophase. Nickel(II) complexes with a 1:2 metal-to-ligand ratio form enantiotropic mesophases with an extended temperature range for most types of ligands. The uranyl complex, with a 1:3 metal -to-ligand ratio, has a propeller-like shape and exhibits a hexagonal columnar mesophase. The uranyl ion acts as a template to bring the ligands in the correct position so that propeller-shaped units c an arrange into columns . It was somewhat disappointing that we were not able to synthesize liquid-crystalline lanthanide complexes of this type of imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthrolines. This is due to the small differences in solubility behavior of the ligands and metal complexes. Lanthanide complexes with shorter alkyl chains could be synthesized, but these complexes were not mesomorphic. The photophysical properties of the rhenium(I) complexes and of the (non-mesomorphic) lanthanide complexes are being investigated at the moment (ongoing work by Jan Ramaekers). The attachment of long alkyl chains to the 2-phenyl-imidazo[4,5-f]-1,10-phenanthroline core was a more classic approach. Although stable mesophases were observed for some complexes (for instance for the uranyl compound), the stability of the mesophases did in general not meet the expectations. Relatively few metal complexes were mesomorphic and the mesophases were difficult to characterize or were not stable. No new types of mesophases were observed. This PhD work is hopefully the initiation of further research using 1,10-phenanthroline derivatives as building blocks for liquid crystals and especially for metallomesogens. It is possible to highlight some directions for further research concerning these systems. The functionalization of 1,10-phenanthroline in the 3- and 8-positions deserves a more careful investigation, because our research illustrates that such compounds can indeed exhibit mesomorphic behavior. This further work could include variation of the alkoxy chain length of

Inorganic chemistry.
Authors: ---
ISBN: 0130354716 0131201980 9780131201989 9780130354716 Year: 2004 Publisher: Englewood Cliffs (N.J.) Prentice Hall

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Periodical
Inorganic chemistry of the transition elements : specialist periodical reports
Author:
ISSN: 03010708 Publisher: London: Chemical society,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Coordination of the uranyl ion in solution and ionic liquids : a combined UV-Vis absorption and EXAFS study
Authors: ---
ISBN: 9789086491100 Year: 2007 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Hoewel men reeds jaren uitgebreid onderzoek op het uranylion (UO22+) heeft verricht, blijft het ook nu nog een belangrijk onderwerp in het licht van een aantal hedendaagse problemen zoals nucleaire afvalverwerking en het Balkansyndroom. Naast onze fundamentele interesse in dit complex systeem, werd de structuurbepaling van verschillende uranylcomplexen in oplossing tot doel gesteld. Om dit doel te bereiken, werden spectroscopische technieken zoals UV-zichtbaar absorptiespectroscopie, luminescentie- en excitatiespectroscopie en magnetisch circulair dichroïsme (MCD) gebruikt, waarbij we ons vooral toelegden op in het oog springende eigenschappen, zoals intense pieken of typische vibrationele fijnstructuur. Deze vibrationele fijnstructuur in de spectra van uranylverbindingen wordt beïnvloed door de symmetrie van de eerste coördinatiesfeer van het uranylion. In dit doctoraatsproefschrift werden de optische spectra van een aantal symmetriegroepen, namelijk D4h, D3h, D2h en D3, verzameld die als het ware fingerprints zijn voor een bepaalde coördinatiesymmetrie. Deze spectroscopische gegevens werden aangevuld met data verkregen uit Extended X-ray Absorption Fine Structure (EXAFS) spectroscopie. Deze moderne experimentele techniek laat toe om structurele informatie zoals bindingsafstanden te achterhalen van deeltjes in oplossing. Deze bindingsafstanden kunnen bovendien in verband gebracht worden met het coördinatiegetal van het uranylion. Zo is een U-Oeq bindingafstand tussen 2.34 Å en 2.42 Å karakteristiek voor een vijfvoudige coördinatie van het uranylion. We hebben gekozen voor enkele beter gekende systemen zoals [UO2(H2O)5]2+ en [UO2Cl4]2- om vertrouwd te worden met de verwerking van de EXAFS-data. Vervolgens werd de verkregen kennis toegepast op ingewikkeldere systemen zoals [UO2(NO3)3]- en UO2(NO3)2(TBP)2. Deze EXAFS-metingen leverden bijkomende aanwijzingen voor de geometrie van de uranylcomplexen, die voorgesteld werd op basis van de optische spectroscopische technieken. Het is duidelijk dat de unieke combinatie van optische spectroscopische technieken, beschikbare fingerprint spectra en uraan LIII-edge EXAFS spectroscopie waardevolle informatie biedt over de eerste coördinatiesfeer van uranylcomplexen in oplossing. De volgende paragrafen geven een overzicht van de belangrijkste conclusies van het uitgevoerde onderzoek. Wanneer we de spectroscopische eigenschappen van een complex in oplossing vergelijken met deze van dezelfde verbinding in de vaste toestand, stellen we duidelijke verschillen in de spectra vast. In de eerste plaats zijn de absorptie- en luminescentiebanden in oplossing veel breder. Bijgevolg is overlapping tussen de verschillende elektronische en vibronische overgangen in het uranylspectrum onvermijdelijk. Ook zijn de moleculen in oplossing willekeurig georiënteerd, wat eveneens een effect op de spectra heeft. Dit alles samen maakt de analyse van een uranylspectrum in oplossing zeer moeilijk. Ondanks deze verschillen is er een goede overeenkomst tussen de elektronische overgangen van het complex in de vaste toestand en deze van dezelfde verbinding in oplossing. Alle elektronische overgangen in het spectrum van het uranylion (D∞h) zijn door de Laporte selectieregel pariteitverboden. Daarom wordt er beroep gedaan op twee intensiteitmechanismen: hetzij het statische ligandveld hetzij de koppeling van vibraties met ungerade pariteit (vibronische koppeling). De maximale coördinatie van het uranylion met chloride-ionen in niet-waterige oplossing is vier. Het UV-zichtbaar absorptiespectrum kan toegeschreven worden aan de centrosymmetrische D4h symmetrie en is bijgevolg zuiver vibronisch. Het UV-zichtbaar absorptiespectrum van [UO2Cl4]2- is het resultaat van vibronische koppeling. Intensiteit wordt geïnduceerd door de koppeling van de asymmetrische rekvibratie (νa, a2u) en de buigvibratie (νb, eu) van het uranylion zelf en in het bijzonder door de koppeling van één equatoriale vibratie, namelijk de U-Cl buigvibratie uit het vlak ν10 (b1u). Deze laatste vibratie transformeert zoals het fxyz orbitaal en is gekoppeld aan de eerste elektronische overgang van Σg+ naar Πg (van A1g naar Eg) evenals aan één component van de overgang van Σg+ naar Δg (van A1g naar B2g). De viervoudige coördinatie van het uranylion met chloride-ionen wordt eveneens bevestigd door uraan LIII-edge EXAFS spectroscopie. De [UO2Cl4]2- polyeder bestaat uit twee axiale zuurstofatomen op 1.77 Å en vier chlorideliganden op 2.68 Å. De UV-zichtbaar absorptiespectra van complexen met een trigonale D3h symmetrie, zoals [UO2(NO3)3]- en [UO2(CH3COO)3]- in niet-waterige oplossingen, worden gekenmerkt door zeer scherpe, intense pieken bij lage energie, d.i. tussen 21000 cm-1 en 24000 cm-1. De overeenkomstige MCD-signalen zijn intense negatieve A-termen. De UV-zichtbaar absorptiespectra van [UO2(NO3)3]- en [UO2(CH3COO)3]- worden door het statische ligandveld beïnvloed. In D3h symmetrie is de overgang van Σg+ naar Δg (van A’1 naar E’) elektrisch dipool toegelaten volgens de x- en y-as. Hierdoor wordt intensiteit geïnduceerd in de overgangen tussen 21000 cm-1 en 24000 cm-1, hetgeen resulteert in de typisch scherpe, intense pieken. De trigonale symmetrie van [UO2(NO3)3]- en [UO2(CH3COO)3]- werd bovendien aangetoond met de overeenkomstige uraan LIII-edge EXAFS-spectra. Het uranylion in [UO2(NO3)3]- wordt omringd door drie bidentaat gecoördineerde nitraatgroepen in het equatoriale vlak. Speciale structuren op grotere afstanden, die duiden op de aanwezigheid van zuurstofatomen op 4.16 Å, worden waargenomen in de Fourier getransformeerde. De bepaling van dergelijke grote afstanden wordt mogelijk gemaakt door de lineaire ordening in de nitraatgroepen. Het uraan LIII-edge EXAFS spectrum van [UO2(CH3COO)3]- vertoont dezelfde eigenschappen en kan dus op een analoge manier geanalyseerd worden. De eerste coördinatiesfeer van het uranylion in [UO2(CH3COO)3]- bestaat uit drie acetaatliganden, waarbij de U-Oeq bindingsafstand gelijk is aan 2.48 Å. Het ‘focusing effect’ speelt ook een belangrijke rol in het spectrum van [UO2(CH3COO)3]-, waardoor de identificatie van de koolstofatomen op een afstand van 4.37 Å mogelijk is. Daar waar de UV-zichtbaar absorptiespectra van [UO2Cl4]2- en [UO2(NO3)3]- hoofdzakelijk het resultaat zijn van overgangen van de σu+δu configuratie, wordt het spectrum van het insluitingcomplex [UO2(18-kroon-6)]2+ gedomineerd door de σu+φu configuratie. Bij hogere energie verschijnt de transitie van Σg+ naar Γg (σu+φu), hetgeen karakteristiek is voor een D3 coördinatiesymmetrie. De aanwezigheid van zes equatoriale zuurstofatomen op een afstand van 2.46 Å en twaalf equatoriale koolstofatomen op een afstand van 3.51 Å, zoals blijkt uit de fitprocedure van het EXAFS-spectrum en de Fourier getransformeerde, wijst op de insluiting van UO22+ in de holte van de kroonether. De grote variatie in de U-Oeq en U-Ceq bindingsafstanden wordt weerspiegeld in de hoge waarde van de overeenkomstige Debye-Waller factoren σ². De bovenvermelde complexen worden verkregen in organische solventen, zoals acetonitril en aceton. De stabiliteitsconstanten van de verschillende complexen in deze solventen zijn echter niet gekend, in tegenstelling tot deze in waterige oplossing. De sterkte waarmee liganden met het uranylion coördineren, hangt sterk af van het gebruikte solvent. Daar waar [UO2Cl4]2- en [UO2(NO3)3]- gevormd worden in acetonitril en aceton, treedt er geen significante complexvorming van het uranylion met chloride- of nitraationen op in waterige oplossingen. Deze zwakke complexvorming wordt bevestigd door de afwezigheid van spectrale veranderingen in de UV-zichtbaar absorptiespectra ten opzichte van het spectrum van het “vrij” uranylion, door de typische structuur van [UO2(H2O)5]2+ in de EXAFS-spectra en door concentratieberekeningen van de gevormde complexen met behulp van de gekende stabiliteitsconstanten. Ionische vloeistoffen zijn zouten bestaande uit een organisch kation en een organisch/anorganisch anion met een smeltpunt beneden 100 °C. Momenteel wordt onderzoek verricht naar het gebruik van deze ionische vloeistoffen in verschillende takken van de chemie, zoals scheidingsprocedures, katalyse en organische synthese, en dit ter vervanging van de klassieke organische solventen. Omwille van deze groeiende interesse in ionische vloeistoffen hebben we de coördinatie van het uranylion bestudeerd in ionische vloeistoffen met 1-alkyl-3-methylimidazolium en 1,1’-dialkylpyrrolidinium als kation met behulp van spectroscopische technieken (UV-zichtbaar absorptiespectroscopie, luminescentie- en excitatiespectroscopie, magnetisch circulair dichroïsme, uraan LIII-edge EXAFS spectroscopie). Hierbij werd de anionische component van de ionische vloeistoffen gevarieerd. De vergelijking van de spectroscopische eigenschappen in ionische vloeistoffen met de fingerprint spectra in niet-waterige oplossingen wijst éénduidig op de vorming van [UO2Cl4]2-, [UO2(NO3)3]- en [UO2(CH3COO)3]- alsook op de aanwezigheid van het insluitingcomplex [UO2(18-kroon-6)]2+ in de ionische vloeistoffen [C4mim][Tf2N] en [bmpyr][Tf2N]. De kationen en de anionen van de ionische vloeistoffen lijken geen invloed te hebben op de posities van de elektronische overgangen, aangezien een goede overeenkomst wordt vastgesteld met de UV-zichtbaar spectra in niet-waterige solventen. De vorming van [UO2(NO3)3]- in de ionische vloeistof [C4mim][Tf2N] werd bovendien aangetoond met uraan LIII-edge EXAFS spectroscopie. De structurele parameters van de [UO2(NO3)3]- coördinatiepolyeder in de ionische vloeistof zijn analoog aan deze in acetonitril. In de toekomst zullen EXAFS-metingen uitgevoerd worden op de andere complexen die bestudeerd werden in ionische vloeistoffen. De toevoeging van kleine anorganische liganden verhindert de insluiting van het uranylion in de kroonetherring in de ionische vloeistoffen. Een gelijkaardig effect werd in acetonitril en propyleencarbonaat waargenomen. Zodra een spoortje chloride- of bromide-ionen aanwezig is, wordt de kroonether uit de eerste coördinatiesfeer verdreven, zoals bevestigd door UV-zichtbaar absorptiespectroscopie en kristalstructuurbepalingen. Tijdens de synthese van imidazolium ionische vloeistoffen moet erover gewaakt worden dat het startproduct, d.i. 1-methylimidazool, volledig weggereageerd is. Anders worden hydrolyseproducten van het uranylion in de ionische vloeistoffen gevormd, hetgeen aanleiding geeft tot een brede, structuurloze band in de UV-zichtbaar absorptiespectra. Verder spelen kinetische effecten een rol bij het oplossen van uranylzouten in ionische vloeistoffen. Het is zeer interessant om deze kinetische effecten door middel van bijvoorbeeld UV-zichtbaar absorptiespectroscopie meer in detail te bestuderen. Tri-n-butylfosfaat (TBP) is een veelgebruikt neutraal extractiemiddel in vloeistof-vloeistof extractiemethoden voor de verwerking van kernafval. Inzicht in de geometrie van de deeltjes die betrokken zijn in deze processen, kan bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe, selectievere extractiemiddelen. Daarom werd de eerste coördinatiesfeer van het uranylion onderzocht in een tri-n-butylfosfaatoplossing van UO2(NO3)2∙6H2O. Zowel 31P NMR spectroscopie als UV-zichtbaar absorptiespectroscopie bevestigt de vorming van het UO2(NO3)2(TBP)2 complex in oplossing. De vibrationele fijnstructuur kan toegekend worden aan een D2h symmetrie en is bijgevolg zuiver vibronisch van aard. In het MCD-spectrum worden enkel B-termen waargenomen, hetgeen te verklaren is door de opheffing van alle ontaarding in een D2h symmetrie. Op basis van de 31P NMR-data werd de evenwichtsconstante Keq en de thermodynamische parameters (DH, DS) van de complexvormingsreactie van UO2(NO3)2·6H2O met tri-n-butylphosphate bepaald. De uraan LIII-edge EXAFS-gegevens wijzen eveneens op de omringing van het uranylion door twee bidentaat gecoördineerde nitraatgroepen (U-Oeq = 2.52 Å) en twee monodentaat fosfaatliganden (U-Oeq = 2.37 Å). Ingewikkelde meervoudige verstrooiingspaden moeten opgenomen worden in de analyse van de spectra, wat te wijten is aan de lineaire ordening in de nitraatgroepen en tri-n-butylfosfaat. De fotochemie van actinidenverbindingen wordt door het uranylion gedomineerd. Nochtans zijn de mechanismen van de meeste fotochemische reacties nog niet gekend. Een interessante onderzoeksvraag is onder andere welke structuur de oxalato-uranylcomplexen, betrokken in dergelijke fotochemische reacties, hebben. We hebben een andere kijk op de complexvorming van het uranylion met oxalaationen voorgesteld op basis van spectroscopische metingen in aceton. De voorgestelde structuur voor de oxalato-uranylcomplexen is een dimeer met een brugvormende oxalaatgroep (D2 symmetrie). Daarbij vormt elke uranyleenheid een pentagonale bipyramide. De UV-zichtbaar absorptiespectra, die een sterke intensiteitstijging vertonen bij lage energie, zijn bovendien te verklaren in een D2 symmetrie. Verder geloven we dat de buigvibratie uit het vlak ν10 (a in D2) een intramoleculair twistingmechanisme kan induceren, waardoor de oxalaationen ontbonden worden. Wij zouden deze hypothese in de toekomst graag bevestigd zien door uraan LIII-edge EXAFS spectroscopie en theoretische berekeningen op dimeren. Wij willen benadrukken dat een metaal-ligand verhouding van 1:2 of 1:3 niet noodzakelijk

Listing 1 - 10 of 108 << page
of 11
>>
Sort by